Elias - the making of ... 30

Tussen oratorium en opera

In het kader van het 'Mendelssohn in Zeeland' Muziekfestival geeft dr. Marcel Zwitser op 8  december een lezing over de Elias. De lezing is georganiseerd door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Een mooi illuster gezelschap dat je onder de leden van de KOV en VOV terugvindt als bijna anonieme zangers.
Martin mag dan wel al 29 journaals over de Elias en het koor hebben volgeschreven, maar klopt dat allemaal wel? En dan natuurlijk vooral de passages over Mendelssohn en de Elias.
Het wordt spannend!

Marcel Zwitser vervangt professor Clement. Het moet meteen gezegd worden: hij doet dat op onnavolgbare wijze! Het auditorium van de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg is dit keer goed gevuld met ‘Vlissingers’. En die leven vanaf de eerste woorden van Marcel Zwitser erg mee; zo erg zelfs dat als hij de ouverture van de Elias laat horen, er vanaf maat 73 licht rumoer ontstaat: de VOV-ers weten dat ze vanaf dat moment tot 3 moeten tellen … om allemaal tegelijk op te staan (en dat nog wel zonder partituur)!
Twee aspecten uit het betoog van Zwitser geven mij stof tot nadenken.
Zwitser stelt met nadruk dat de Elias eigenlijk niet meer kan worden aangeduid als een oratorium.
Mendelssohn laat de vorm van het oratorium zoals die oorspronkelijk in de 16e eeuw was ontstaan  ver achter zich: het oratorium als muzikale moraliteit, gezongen in een gebedsruimte (= letterlijk: ora-torium) van kloosters en kerkelijke paleizen. Ondanks de passies van Bach is het oratorium aan het einde van de 18e eeuw op sterven na dood. En dankzij de Messiah van Handel, die Haydn in 1791 in Londen voor een dol-enthousiast publiek hoort uitvoeren, zet diezelfde Haydn zich aan het componeren van zijn oratorium Die Schöpfung. Het libretto ervan lag al jaren klaar; het was namelijk ooit voor Handel geschreven. Die Schöpfung wordt in Wenen en later in geheel Europa een enorm succes. Het oratorium verlaat de kerk en wordt theater!
Marcel Zwitser betoogt dat Mendelssohn weliswaar nooit een opera heeft geschreven, maar dat de Elias een muzikale vertelling is met een opera-achtige allure. Mendelssohn is volop bezig naar de muzikale vorm van de opera toe te groeien, maar zijn vroegtijdige en onverwachte dood ontnemen hem de verdere mogelijkheden daartoe.
Zonder dat Marcel Zwitser weet hoe wij de Elias gaan vormgeven, betoogt hij dat je als luisteraar de teksten van de Elias heel goed moet volgen. Vanaf de eerste vloek van Elia tot aan de engelen-koren: tekst en muziek zijn één organisch geheel.


Van meet af aan hebben wij met de regiegroep gesteld dat het publiek eigenlijk het verhaal moet worden ingetrokken. Dus niet met het hoofd gebogen, in tekstboekjes meelezend, maar kijkend naar hetgeen op en rond het podium gebeurd.  Vandaar straks de grote flatscreens boven het podium, waarop de tekst 5 meter breed kan worden gevolgd.
Het tweede aspect dat mij aan het denken zette had ook te maken met de opera-allure van de Elias.
In mijn eerdere journaals heb ik bericht over de samenwerking tussen Mendelssohn en zijn librettist/pastor JuliusSchubring. Schubring wilde de Elias afsluiten met een scene uit het Nieuwe Testament. Namelijk, Jezus die vraagt aan zijn discipelen of zij zien wie Johannes de Doper feitelijk is? Jezus zegt dat hij zijn wegbereider is: Hij is Elia, die komen zou…’  En Schubring wilde de daarop volgende verschijning van Mozes en Elia  aan drie discipelen van Jezus op een hoge berg ook meenemen.
Marcel Zwitser stelt dat Mendelssohn dit afwees omdat het een aanzienlijke tijdsbreuk in de handeling zou veroorzaken. Het zou een sprong geven van (globaal)de 9e eeuw voor Christus naar de 1e eeuw na Christus.  Zo’n sprong achtte Mendelssohn in strijd met het principe van de opera, namelijk dat het een doorlopende vertelling moet zijn.Journaal 18 kan ik dus op dit aspect herschrijven.

Sint Laurens, 8 december 2016